Grafieken en tabellen*
Tabellen en grafieken zijn onderdelen van een manuscript die resultaten met een hoge dichtheid van informatie weergeven. Omdat tabellen en grafieken los van de tekst te begrijpen moeten zijn, moet elke grafiek of tabel een onderschrift hebben waarin wordt uitgelegd wat de grafiek weergeeft. Dat neemt niet weg dat er in de hoofdtekst altijd besproken moet worden wat er uit grafieken en tabellen op te maken is; er moet altijd naar verwezen worden in de hoofdtekst.
Om te bepalen of je beter een grafiek of tabel kan gebruiken, moet je jezelf afvragen welke boodschap je met de gegevens wilt overbrengen, en of die boodschap het gemakkelijkst is uit te leggen (begrijpen) met behulp van een grafiek of een tabel. De informatie in een tabel is doorgaans zuiverder en naakter dan die in een grafiek, waar altijd minstens een bewerkingsstap in verwerkt is. Daarom is een grafiek suggestiever, wat een voordeel kan zijn, maar ook valkuilen kan opleveren. Equivalente informatie mag niet in zowel een tabel als grafiek wordt weergegeven zonder dat de laatste iets toevoegt. Een van beide volstaat dan.
TABELLEN
· Plaats een tabel zo dicht mogelijk bij de erover handelende tekst.
· Maak verticale tabellen, dus met kolommen.
· Geef iedere tabel een duidelijke titel, en een nummer. Deze worden boven de tabel geplaatst.
· Vermeld boven in elke kolom wat er is uitgezet, inclusief de eenheid en eventuele machten van tien. Gebruik geen onnodige cijfers; dus 3,9*10-6 ipv 0,0000039.
· In de kolommen verder alleen dimensieloze getallen vermelden.
· In de meest linker kolom de onafhankelijke (d.w.z. de zelf ingestelde) variabele of een rangnummer plaatsen.
· Geef alleen significante cijfers.
· Gebruik voetnoten alleen indien strikt nodig.
· Geef geen kolommen die slechts in een simpele mathematische bewerking van elkaar verschillen. Geef dus geen kolom met x2 als er al een kolom met x is.
FIGUREN EN GRAFIEKEN
· Plaats een figuur zo dicht mogelijk bij de erover handelende tekst.
· Figuren en grafieken doorlopend nummeren.
· Geef onder het figuur het nummer en een verklarende titel.
· Zet op de x-as van een grafiek de onafhankelijke variabele en op de y-as de afhankelijke variabele.
· Zet de naam van de grootheid en de eenheid bij van de assen.
· Geef geen "lege" grafiekstukken, onderbreek de assen zo nodig.
· Wanneer een as niet bij nul begint moet je dat aangeven (zie voorbeeld). Veel mensen laten namelijk bij het kijken naar een grafiek in gedachten de as automatisch bij nul beginnen.
· Zet markeerstreepjes langs de assen, gebruik daarbij "mooie" stapgrootten, dus veelvouden van 10, of van 5 of van 2, maar geen drievouden, viervouden etc.
· Voorzie meetpunten van een voldoende groot symbool dat niet in een erdoor getrokken lijn wegvalt.
· Zet niet te veel lijnen in één grafiek uit. Een rustiger plaatje is makkelijker te begrijpen.
· Geef een duidelijke legenda van de verschillende symbolen/lijntypen/kleuren.
· Noteer nooit de exacte meetwaarden bij punten in de grafiek.
· Relateer de afleesnauwkeurigheid in de grafiek aan de meetnauwkeurigheid.
· Trek een vloeiende lijn door de meetpunten, tenzij het om discontinue meetuitkomsten gaat. Kijk echter uit dat er geen theoretische verband wordt gesuggereerd dat er niet is.
· Foto’s van spectra etc. worden niet geaccepteerd. Maak een scan in goede kwaliteit!
*Gebaseerd op “Rapporteren tijdens de studie biologie” door Pieter Poot.