1. Het resultaatformulier
Een andere vorm van verslaglegging is het resultaatformulier; een volledige en verantwoorde weergave en samenvatting van meetgegevens. Een ingevuld resultaatformulier geeft een snel overzicht van alle relevante meetgegevens, uitwerkingen, en de belangrijkste conclusies. In een verslag of wetenschappelijke publicatie worden meetgegevens uit het resultaatformulier vaak op een compacte en eenduidig gepresenteerd, bijvoorbeeld in een tabel of grafiek (zie bijlage).
N.B. Ook al is het resultaatformulier compact, het labjournaal en de observaties van de assistent zullen zwaar meewegen in de beoordeling.
2. Het verslag
2.1. Inleiding
Ieder wetenschappelijk experiment is pas voltooid als de verkregen resultaten in een of andere vorm aan anderen (kunnen) worden gerapporteerd. In “de wetenschappelijke gemeenschap” kan een experiment waarover niet wordt gerapporteerd, als niet gedaan worden beschouwd. Rapportage, in de vorm van artikelen en/of presentaties, is essentieel om binnen deze groep wetenschappelijke collega’s (en soms ook concurrenten) te overleven. Wetenschappelijke artikelen worden hierbij niet alleen gebruikt om onderzoeksresultaten te delen, maar ook om een bepaald onderzoek of onderzoeksgebied te claimen. Daarnaast word je als wetenschapper beoordeeld (bijvoorbeeld door je werkgever of onderzoeksorganisaties) op het aantal wetenschappelijke publicaties en de reputatie van de tijdschriften waarin ze gepubliceerd zijn. Ze spelen op deze manier ook een rol in het verkrijgen van onderzoeksgelden.
Binnen de wetenschappelijke gemeenschap is in de loop der tijd een norm ontstaan (vaak niet eens expliciet uitgesproken) voor het structureren van publicaties. Het gebruik van rapportage in deze vorm kenmerkt de rapporteur als een (aankomend) lid van de gemeenschap. Op een dergelijke wijze gerapporteerde resultaten worden, al dan niet terecht, als betrouwbaar gezien; niet op deze wijze gerapporteerde resultaten worden bij voorbaat al argwanend bekeken (want de rapporteur is kennelijk geen lid van de gemeenschap) en door gerenommeerde tijdschriften soms zelfs geweigerd. Het is dus goed om deze normstructuur te kennen er ermee te oefenen. Het is wel zo dat bijna ieder tijdschrift specifieke eigen regels hanteert (en er zijn er vele, aan de Universiteit Utrecht is er bijvoorbeeld toegang tot zo’n 900 scheikundige tijdschriften), maar er wordt wel altijd dezelfde basisopzet gebruikt. Bij de scheikundepractica gebruiken we onze eigen regels en opzet, die representatief zijn voor de eisen die in wetenschappelijke tijdschriften worden gesteld. Op deze manier word je voorbereid op het schrijven van een wetenschappelijk artikel; wat je aan het eind van je studie wordt geacht kunnen!
2.2. Opbouw van een verslag
Het verslag bij de scheikundepractica bestaat uit de volgende onderdelen:
Samenvatting: Hier wordt in enkele zinnen beschreven wat er gedaan is, en wat de belangrijkste resultaten en conclusies zijn. Dit geeft lezers snel een indruk of het verslag interessant voor hen is.
Inhoudsopgave: Een overzicht van de hoofdstukken en paragrafen van het verslag, puntsgewijs en voorzien van paginanummers.
1. Inleiding, heeft twee doelen: Ten eerste, geeft de inleiding de lezer de benodigde achtergrondinformatie om het verslag te kunnen begrijpen en de inhoud te kunnen plaatsen. Er wordt een overzicht van de stand van zaken in de betreffende tak van wetenschap gegeven. Bij synthetisch werk wordt bijvoorbeeld ook informatie over de gesynthetiseerde producten en reactievergelijken gegeven. In een verslag over een analytische bepaling wordt beschreven waarom een dergelijke bepaling van belang is. Ten tweede, wordt in de inleiding de doelstelling van het in het verslag beschreven werk geformuleerd, zoals bijvoorbeeld de synthese van een product of de bepaling van het gehalte van een verbinding in een bepaald monster. Vaak wordt ook kort vermeld welke methode daarbij gebruikt wordt.
2. Theorie. Dit hoofdstuk bevat de theorie die op het onderwerp van het verslag van toepassing is. Dit kan een reactiemechanisme zijn, of vergelijkingen die een verband tussen grootheden suggereren wat praktisch onderzocht gaat worden. Tenzij het nieuw werk betreft worden geen afleidingen gegeven, maar alleen de vergelijkingen die gebruikt worden. Afleidingen kunnen in een bijlage worden geplaatst. Bij vergelijkingen en mechanismes wordt de betekenis van de symbolen gegeven.
3. Experimentele methoden. Hier wordt gedetailleerd en droog beschreven hoe het experimenteel werk werd uitgevoerd, en welke waarnemingen daarbij gedaan werden, en welke apparatuur werd gebruikt. Dit onderdeel leunt zwaar op het labjournaal, maar bevat in tegenstelling tot het labjournaal alleen als relevant geïnterpreteerde informatie. Op basis van dit hoofdstuk moet het experiment gereproduceerd kunnen worden door een collega chemicus of medestudent. Ga er hierbij vanuit dat deze weet hoe standaardhandelingen en –procedures uitgevoerd moeten worden. De experimentele methoden worden in lopende tekst beschreven, dus niet puntsgewijs.
4. Resultaten. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van metingen, tabellen, figuren, de opbrengsten van syntheses, spectra en dergelijke. Berekeningen maken ook deel uit van dit hoofdstuk. Uiteraard moet duidelijk omschreven zijn hoe alle gegevens en figuren verkregen werden. Samen met de discussie vormt het hoofdstuk resultaten de kern van een verslag, omdat dit de informatie is die de schrijver met anderen wil delen.
5. Discussie. In dit hoofdstuk worden de resultaten bediscussieerd: Er wordt aangegeven hoe betrouwbaar ze zijn, hoe ze geïnterpreteerd moeten worden, en wat ze betekenen. Er wordt nagegaan of resultaten aan de verwachting voldoen, bijvoorbeeld door ze te vergelijken met resultaten van anderen of literatuurgegevens. Sterke en zwakke punten van de gevolgde handelswijze kunnen hier ook besproken worden. Het is vaak handig om de discussie te combineren met de resultaten tot een enkel hoofdstuk ‘Resultaten en discussie’. Het voordeel hiervan is dat direct na de beschrijving van de resultaten wordt aangegeven wat ze betekenen, zonder ze te hoeven herhalen.
6. Conclusie: beschrijft of de doelstelling, zoals in de inleiding verwoord, gehaald is. Hiertoe worden de belangrijkste resultaten kort herhaald. Dit hoofdstuk bevat de hoofdboodschap van het verslag die onthouden moet worden. Er mag in de conclusies geen informatie opduiken die niet in de resultaten en discussie is behandeld; wel kunnen aanbevelingen gedaan worden. Desgewenst kunnen de conclusies worden samengevoegd met de discussie.
Literatuur(lijst): is een genummerde opsomming van in het verslag gebruikte literatuur. De nummers moeten corresponderen met nummers die in de tekst opgenomen zijn. Met deze verwijzingen wordt aangegeven waar in de tekst een bron van toepassing is. De notatie van referenties is altijd aan strikte regels gebonden. Zie hieronder voor meer informatie.
Bijlagen bevatten materiaal dat de lezer kan raadplegen om bepaalde dingen tot in detail na te gaan. Dit materiaal zou het verslag te gedetailleerd, te lang en daardoor lastiger leesbaar en minder aantrekkelijk maken. Denk aan theoretische afleidingen, spectra, tabellen met veel getallen, grote verzamelingen figuren en computeruitdraaien.
Van bovenstaande indeling kan alleen binnen de hierboven aangegeven grenzen afgeweken worden. Merk op dat alleen de inleiding t/m de conclusies als hoofdstuk genummerd worden. Deze vormen samen het wezenlijke deel van het verslag.
De schrijfstijl in een verslag of een wetenschappelijke publicatie is formeel, zakelijk en
to the point. Het taalgebruik mag dus geen tierelantijnen, overbodige herhalingen, of niet‑functionele uitweidingen bevatten. Het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden als ik en wij moet vermeden worden, tenzij een uitdrukkelijk persoonlijke mening gegeven wordt. De tekst moet in duidelijk afgebakende alinea’s gegroepeerd worden. Het taalgebruik moet goed zijn, zonder grammatica- en spellingsfouten. Is dit niet het geval dan maakt het geheel al snel een slordige indruk en wordt de suggestie gewekt dat de auteur bij het experimenteren even slordig te werk is gegaan. Dit maakt een slechte indruk en tast de geloofwaardigheid van de schrijver aan.
Ieder hoofdstuk in een verslag is aan een bepaalde tijdsvorm gebonden (zie tabel 2).
2.3. Verslag lay-out
BLADSPIEGEL
· Schrijf éénzijdig, op A4 formaat papier.
· Laat behoorlijke marges, bijvoorbeeld links en boven 2,5 cm, rechts en onder 2 cm.
· Geef hoofdstuktitels en paragraaftitels, gebruik bijvoorbeeld door cursivering.
· Alinea’s kunnen aangegeven worden door in te springen.
· Schrijf niet te compact: geef ruimte, geef tussenkopjes etc. voor de overzichtelijkheid.
· Gebruik markeringen als vet, cursief, onderstreept of g e s p a t i e e r d etc. niet te overdadig.
· Nummer alle pagina's, bij voorkeur bovenaan in het midden of rechts.
· Probeer dingen die bij elkaar horen bij elkaar op een bladzijde te krijgen. Begin dus geen nieuwe paragraaf als er onderaan slechts een regel over is.
· Verdeel tabellen of figuren niet over meerdere bladzijden, tenzij het niet anders kan.
LITERATUURLIJST
Leerboek 1. R.L. Pecsok, L.D. Shields, T. Cairns and I.G. McWilliam, Modern Methods of Chemical Analysis, 2nd ed., Wiley, New York 1976, p. 176-182.
Handleiding 2. Practicumhandleiding Meten & Maken 1, onder redactie van S.A. Jonker en C.A. van Walree, Departement Scheikunde, Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht, 2009, Proef "Gist", p. 3-5.
Naslagwerk 3. CRC Handbook of Chemistry and Physics, D.R. Lide (Ed.), 83rd ed. (2002-2003), CRC Press, Boca Raton 2002, p. 3-320.
Tijdschrift 4. D.K. Darnell and H.H. Hunt, J. Chem. Soc. 21 (1975), 5-12.
Herhaling 5. Zie ref [1], pag. 42.